Kennis
Weersystemen
Weersystemen ontwikkelen zich binnen in de globale atmosferische circulatie. Voor ons wordt het weer bijna volledig bepaald door de lagedrukgebieden die ontstaat aan het ‘polaire front’ rond de 60e breedtegraad.
Wat gebeurt er aan het polaire front
Een van de eerste wetenschappers die onderzocht hoe lagedrukgebieden ontstaan, was Vilhelm Bjerknes. Hij heeft ook als eerste het concept van het polaire front geïntroduceerd: een plek op aarde waar koude lucht uit de poolgebieden en warme lucht vanuit de woestijnen samenkomen.
Op bepaalde plekken langs dit front kan een verstoring ontstaan. De redenen daarvoor worden nog steeds niet volledig begrepen door meteorologen, maar de hypothese is dat dit bijvoorbeeld gebeurt bij extra grote temperatuurverschillen, of door externe factoren, zoals de temperatuur van het zeewater.

Hoe ontstaan lagedrukgebieden?
Bij zo’n verstoring ontstaat een golf in het polaire front. Warme lucht schuift dan over de koude lucht heen en de luchtdruk neemt af. Omdat de luchtdruk afneemt beginnen luchtdeeltjes uit gebieden met hogere druk hier naartoe te snellen om de luchtdrukverschillen weg te nemen.
Door de corioliskracht buigen de luchtdeeltjes echter af en gaan om het lagedrukgebied heen draaien. De warme lucht komt nog meer over de koude lucht heen te liggen, waardoor de luchtdruk verder afneemt. Uiteindelijk wordt het een grote vortex met ronddraaiende luchtstromen: een lagedrukgebied.

Op het noordelijk halfrond draait de lucht om het lagedrukgebied tegen de klok in. Dus richting het noorden aan de oostkant en richting het zuiden aan de westkant van het lagedrukgebied. Het warme en koude deel van het polaire front zijn nu twee individuele fronten die om het lagedrukgebied heen draaien. Achter het warmtefront ligt warme lucht en achter het koufront ligt koude lucht. Tussen het warmtefront en koufront staat de sterkste wind, dat geeft dus mooie omstandigheden voor een goede golfopbouw en fetch – daar hebben we het later over.
Hoe lossen lagedrukgebieden weer op?
Op een gegeven moment halen het warmtefront en koufront elkaar in. Er ontstaat dan een ‘occlusie’ – het paarse front in onderstaand plaatje. Op dat moment wordt het lagedrukgebied ook zwakker. Uiteindelijk nemen de temperatuurverschillen af, zijn de luchtdrukverschillen minder en lost het lagedrukgebied op.

Hoe reizen lagedrukgebieden?
Lagedrukgebieden reizen onder invloed van de straalstroom op tien kilometer hoogte. Deze loopt van west naar oost en meandert rond de 60e breedtegraad. Er zijn twee scenario’s die het meest voorkomen bij lagedrukgebieden die over de Atlantische Oceaan richting Europa reizen. Ze reizen óf van west naar oost over Engeland en recht over de Noordzee, óf buigen bij Ierland af naar het noorden, richting de Noorse Zee.
Het eerste scenario geeft vaak hogere golven omdat de wind dichter bij en harder is. Zo kan er de eerste dag(en) een harde ZW’er staan gevolgd door NW-wind en NW swell aanmaak met een cleane dag van 1.5m golven en weinig wind als afsluiter.
Het tweede scenario geeft mooie kansen op cleane ‘golven van ver’ – vaak niet meer dan 1.0m maar wel bij een hoge periode en als we geluk hebben geen of een aflandige wind aan de kust.
